Zaaien van Tillandsia’s

Voordat ik in ga op het zaaien van deze planten wil ik eerst enige achtergrond informatie kwijt, zodat het begrijpelijker wordt waarom Tillandsia’s niet normaal in aarde gezaaid kunnen worden.

Het geslacht Tillandsia is wel het grootste en meest diverse geslacht van de Bromeliaceeën (Ananas familie). De meeste soorten zijn epifyt of epilith (op kaal gesteente groeiend). Dit vereist natuurlijk de nodige aanpassingen om zonder een vochtig substraat te kunnen kiemen en op te groeien. Zonder een vochtig substraat, zoals grond, waarin planten wortelen en waaruit ze water en nutriënten onttrekken, hebben deze epifyten dus weinig aan een dergelijk wortelgestel. Dit is dan ook afwezig bij deze planten. Daarentegen bezitten zij water opnemende haarschubben op het bladoppervlak diede planten er zilvergrijs uit doen zien.

Deze ingenieuze aanpassing maakt het deze planten mogelijk extreme groeiplaatsen te bezetten, maar geeft tegelijkertijd ook een behoorlijke beperking die het kweken van Tillandsia’s tot een geduldige activiteit maakt. Met name de groeisnelheid is hierdoor enorm beperkt. Dit komt omdat de mogelijkheid tot opname van water en nutriënten beperkt is. Je zou geneigd zijn te denken dat als je de planten lang nat houdt en ze dus de mogelijkheid te bieden voor langere tijd water en nutriënten op te kunnen nemen, dat ze dan sneller op te kweken moeten zijn. Dit is echter niet zo omdat door de water film de gaswisseling, die nodig is voor de fotosynthese, sterk beperkt wordt. Deze planten kunnen er niet goed tegen lang nat te zijn. Een ander mechanisme is dat de planten in de nacht CO2 vastleggen en opslaan en dit overdag voor de fotosynthese gebruiken, waardoor ze overdag de huidmondjes dicht kunnen houden, waardoor ze minder water door verdamping verliezen. Een slim mechanisme, maar de hoeveelheid vast te leggen CO2 is echter heel beperkt, dus ook de groeisnelheid.
Epifytische Tillandsia’s moet je dus niet op of in aarde zaaien, want dan blijven de zaden en zaailingen veel te lang nat. Als ze dan al kiemen dan zullen ze niet lang overleven. Wel is het mogelijk ze op een luchtig substraat te zaaien, zoals Dixonia (varenwortel). De losse varenwortel doe je dan in een aarde pot en dit druk je stevig aan met een oude schaar. Vervolgens knip je de uitstekende wortels af, zodat je een min of meer vlak oppervlak krijgt. Hier kan je dan de zaden uitspreiden en vast sproeien. Al deze epifyten hebben kleine zaden die uitgerust zijn met een coma van haren, enigszins vergelijkbaar met de paardebloem. Als je deze haren nat sproeit, dan verkleven deze met het substraat. De eerste tijd zijn deze haren van belang om de zaden op het substraat op z’n plaats te houden. Later vormen de zaailingen een hechtworteltje, waarmee ze zich verankeren.

Zelf zaai ik Tillandsia’s eigenlijk nooit in potten, omdat dit veel ruimte in beslag neemt en ook onhandig is als je veel soorten moet zaaien. Daarom is het beter om op gaas te zaaien, hetgeen je verticaal op kunt hangen en daarom relatief weinig ruimte in beslag neemt. Zelf zaai ik op het wel bekende groene schaduwgaas, hetgeen op kassen gebruikt wordt om te schermen. Horre- of vliege-gaas is ook mogelijk, maar ik heb de ervaring dat dit door de fijnere structuur langer nat blijft en daardoor sneller be-algd, waardoor de zaailingen afsterven. Tegenwoordig zaai ik niet meer dan zo’n 50-100 zaden per soort, die ongeveer een oppervlak van 4 x 4 cm in beslag nemen. Op een stuk gaas van bv. 60 x 40 cm kun je dan heel veel soorten kwijt. Belangrijk is dat het zaad goed rijp is, hetgeen je kan zien aan het bruin verkleuren van de zaaddozen of als deze al openspringen. Bij rijp zaad spreiden de zaadpluizen zich uit en haken in elkaar als je ze in je handen wrijft en door elkaar mengt. Zorg er voor dat de zaden zich netjes verdelen in het wollige pluis, zodat ze niet te dicht op elkaar op het gaas komen te zitten. Zaai het liefst in verticale stroken, dus de verschillende soorten onder elkaar, zodat ongeveer gelijk gezaaide soorten onafhankelijk van andere stroken water kunnen krijgen (i.v.m. het naar beneden lopen van het water). Je plaatst het wollige dotje zaden op het gaas, spreidt het enigszins uit en sproeit het op het gaas vast. Op een platic etiketje kun je de naam of zaainummer schrijven, dat je met een visdraad aan het gaas kunt bevestigen.

Het beste is de zaden de eerste dag vochtig te houden, zodat ze goed kunnen zwellen. Dit kun je doen door het gaas de eerste dag plat op de grond te houden. Daarna sproei ik de zaden een of 2 maanden iedere dag, maar dit kan allen met kalkarm water (dus geen leidingwater!). Wil je wel alleen leidingwater gebruiken, dan moet dit echt zacht water zijn en dan alleen de eerste 2 weken de zaden iedere dag besproeien. Daarna ga je geleidelijk minderen door steeds een dag over te slaan. Na de eerste maanden krijgen de zaailingen gewoon water tijdens het besproeien van de andere Tillandsia’s. Ik doe dit met Utrechts (bron Bunnik) leidingwater en een keer per week. Mogelijk is de groeisnelheid van de zaailingen te vergroten door vaker water te geven en meststoffen toe te voegen. Voor de eerste paar manden gebruik ik gefiltreerd water dat door een omgekeerd osmose filter heen is gelopen (vergelijkbaar met demi water) en waar ik een hele lage dosis kunstmest (Peter’s 20:20:20) aan toe voeg. Afhankelijk van het type zaad zie je na een week of na enige maanden een klein kiem ontstaan in de vorm van een groen bolletje of een lang ovaal groenig blaadje. Na een jaar zijn er per kiem meerdere blaadjes ontstaan van enige mm lang en afhankelijk van de omstandigheden zullen deze ieder jaar ongeveer in grootte verdubbelen. De eerste jaren gaat dit dus erg langzaam, want twee keer een paar millimeter is nog maar een paar millimeter. Als de plantjes eenmaal een cm groot zijn, dan lijkt het sneller te gaan, hoewel ze dan meestal niet meer verdubbelen in een jaar.

Afhankelijk van hoe dicht de zaden gezaaid zijn, zullen ze zich op een bepaald moment gaan verdringen, omdat ze tegen elkaar aan gegroeid zijn. Dat is het moment om ze te verspenen. De plantjes zijn meestal makkelijk van het gaas af te halen, door het oude zaadpluis nat te maken en samen met de plantjes voorzichtig van het gaas los te trekken. Meestal zijn de plantjes in dit stadium nog minder dan 1 cm groot. Maak vervolgens de plantjes schoon door het oude zaadpluis te verwijderen en eventueel de gevormde worteltjes in te korten tot ca. 1 mm. Voor mij is het zeer praktisch geleken om vervolgens de plantjes op horregaas te plakken en wel in verticale lijnen. Binnen een lijn plaats ik de plantjes in een druppel Bisonkit, die onderling 1 cm van elkaar op het gaas zijn geplaatst. Onder het gaas kun je als hulpmiddel hiervoor een strook cm-gaas plaatsen. Om de plantjes iets meer ruimte te geven laat je de volgende lijn een halve cm zakken, waardoor de plantjes schuin i.p.v. recht naast elkaar komen te zitten. De opeenvolgende lijnen houd je ook 1 cm uit elkaar. Op een stukje gaas van 10 x 10 cm kun je dus 100 plantjes kwijt. Zelf vind ik een stuk gaas van 60 x40 cm handzaam en ik verstevig dat door onder en boven een Tonkin stokje over de hele breedte vast te maken. Twee haakjes aan het bovenste stokje en je kunt de gaas vlakken aan elkaar ophangen.

Nu kunnen de plantjes weer enige jaren doorgroeien, zonder last van elkaar te hebben. Als ze wederom elkaar gaan verdringen, dan knip ik de gaasvlakken in verticale stroken en draai deze om dunne bamboe stokjes van 60 cm lang, spiraalsgewijs van boven naar onderen en lijm deze vast. Dit is relatief weinig werk, omdat je nu niet elk individueel plantje opnieuw hoeft te bevestigen, maar een hele strook tegelijk kunt verwerken. Dit zijn afhankelijk van de grootte van de plantjes zo’n 100 - 120 plantjes per stokje.

De ruimte die de plantjes nu krijgen wordt vergroot door dat het gaas rond om de stok draait en de plantjes dus onder een andere hoek t.o.v. elkaar komen te staan. Ook kun je de spiraal dichter of minder dicht winden, waardoor je de dichtheid in de hand hebt. Op de stokken kunnen de plantjes weer enige jaren voort.

Als ik de zaailingen verspeen en vooral als ik ze op het gaas lijm, dan wil ik de achtergebleven zaailingen nog wel eens in een varenwortel-pot zetten. De ervaring heeft geleerd dat deze hierdoor een groeispurt doormaken en snel de broertjes in grootte hebben ingehaald. Het is tevens een risico spreiding een deel van de zaailingen anders te behandelen. Ook als ik bemerk dat de groei op het gaas stagneert, bv. door algengroei, dan wil ik de te kleine zaailingen ook nog wel eens te vroeg van het gaas halen en in een varenwortel-pot zetten.

Normaal bemest ik mijn Tillandsia’s weinig of niet. Je loopt snel het gevaar dat er verbranding van de bladeren optreedt en de samenstelling van meststoffen luisterd nog al nauw. Als je bv. Orchideeën mest gebruikt (bv. eerder genoemde Peter’s), dan ontstaan tekorten waardoor de planten verzwakken. Dit komt doordat de planten sneller gaan groeien en bepaalde stoffen missen. Het is dan ook nodig om naast genoemde meststof bitterzout te geven, maar zelf heb ik daar niet veel ervaring mee. In leidingwater en zelfs in regenwater zitten in principe voldoende nutriënten om Tillandsias gezond te houden al groeien ze dan minder snel en moet je al gauw 15 tot 20 jaar geduld hebben om ze van uit zaad op te kweken tot bloeibare plant. Dat dit met de huidige prijsstelling voor de commercie niet rendabel is zal duidelijk zijn. Voor de liefhebber echter is het bijzonder leuk om de plantjes te zien ontwikkelen. Als zaailing zijn de plantjes vaak erg mooi van vorm en verschillend van de volwassen vorm.